maandag 2 februari 2009

Nog één...

Het is maandag 2 februari. Buiten is alles wit. Kuur 4 en 5 zitten erop. Ze werden tegenpolen van elkaar.

Na twee fantastische weken zaten Iels en ik weer tegenover elkaar op 5 januari op de chemokamer van afdeling Oost 4. Zij voor de vijfde, ik voor nummer vier. De eerdere euforische stemming maakte plaats voor verdrietige blikken. Allebei wisten we wat ons de komende week te wachten stond. In elk geval nieuwe pillen. Pillen die zouden zorgen voor een soezelige werking. Roof nam de bijwerkingen met Zuster Dennis door. Het leek haar wel wat. Deze pillen zouden zorgen voor een rustige werking. Driemaal daags één en de dag zweeft aan je voorbij. Natuurlijk deed Roof enthousiast. Roof weet dat ik een gruwelijke hekel heb aan medicijnen. Roof hoopte dat ik ze zou nemen. Ik mag dan de patiënt zijn en ziek, zwak en misselijk. Voor haar valt zo'n week ook niet mee. Ze ziet me binnen een paar uur slecht worden. Roof doet er alles aan om haar opdrachten van Dr. Leon en zuster Dennis goed uit te voeren: Zorg dat ze eet, dat ze veel drinkt, om de zoveel uur haar mond spoelt.
Maar Roof weet ook dat ik binnen een paar uur niets meer wil eten en Roof weet vooral dat ik binnen een paar uur na zo'n kuur helemaal niets meer wil drinken. Het woord water kan ik niet meer horen zonder dat er een vlaag van misselijkheid opkomt. De koelkast opendoen is een probleem aan het worden. Die ruikt naar bevroren water. Alle drankjes die de kleur van een raket-ijsje hebben kan ik niet zien of ruiken. Drinken is een groot probleem geworden. Medicijnen slikken dus ook. Dus natuurlijk deed Roof enthousiast. Voor haar zou het ook wel eens lekker zijn als ik een week lang zou zweven. Geen spuugemmers met slijm, geen zielig kaal Vogeltje, niet iemand die al haar bereidde eten en drinken verafschuwde. Gewoon iemand die soezelig op de bank naar haar zou kijken terwijl ze zich vanachter haar laptop bezig hield met Europese aanbestedingen voor Provincie Zeeland. Nieuwe pillen dus, maar ik zou ze bij kuur vier niet nemen.

Donderdag de 8e werd ik 's morgens wakker. Roof serveerde me een beschuit met jam. Ik veegde ze van mijn bord. Een uur later probeerde ze het met een beschuit met vlokken en weer kreeg ik geen hap door mijn keel. Ik wilde cornflakes. Ineens wist ik het. Cornflakes met melk en suiker zoals we dat in Ierland altijd eten. Maar cornflakes hadden we niet in huis. Als een klein kind jammerde ik om die gele vlokken. Ze zou er tussen de middag omgaan..........
Begreep ze dan niet dat ik nu cornflakes wilde? Vanuit bed smste ik een paar collega's: "SOS, SOS, kan er iemand NU naar AH om cornflakes, SOS, M" Een uur later werden ze bezorgd en zowaar ik at in één keer een bakje leeg. 's Avonds had ik zin in pasta van Pizzeria Mama Mia. Linguine Napoletana, mijn favoriet. En ook die at ik in één keer op. Het was nog maar de donderdag en ik leek al op te knappen.

Die vrijdag werd ik, net als alle andere vrijdagen, opgehaald door mijn schoonzus. Op vrijdag lig ik op de bank aan de Noordweg. De vrijdag na kuur vier lag ik niet, maar zat ik, smullend van appelflappen en kaasbroodjes, naar buiten te kijken en zag ik Middelburg op de schaats. Mijn nichtjes wuifden vanaf de Vest, schaatsend kwamen ze steeds voorbij. Automobilisten die probeerden te parkeren voor Noordweg 9 keek ik vanachter het raam met mijn kale hoofd meewarig aan. Ze begrepen het en zochten aan ander plaatsje. De hele middag keek ik, genoot ik, at ik en dronk ik en besloot ik dat ook ik de volgende dag op de schaats zou staan. Ik voelde me prima, ik wilde schaatsen.

Zaterdagochtend reden we in de auto over de singels naar de Noordweg. Een feestje op zich. Wat een prachtbeelden. Broer zette een privéstoel op het gras, bond mijn noren onder en begeleidde me naar het ijs. Ik schaatste. Samen met mijn schoonzus en nichtjes had ik net als half Middelburg ijspret. Ik ging niet snel, mijn knietjes knikte, maar ik schaatste. Roof maakte foto's, ons geluk kon niet op. Kuur vier zat erop en was voorbij gevlogen, zonder extra pillen........ Ik schaatste en niet alleen op de Vesten. Zondags deden we een rondje Veerse Kreek, zag ik Ella en kon ons geluk nog steeds niet op. Kuur vier, makkie!
Die maandag was ik op mijn werk. El nam afscheid. Een receptie. Ik zou iedereen zien. Niet alleen mijn naaste collega's, maar iedereen. Ik wilde het vooral niet over mezelf hebben. Ik wilde weten hoe het met anderen was. Iedere dag vertellen aan iedereen die belt, aan iedereen die mailt, aan iedereen die je ziet, valt niet altijd mee. Niks lijkt goed. Mensen die in de stad hun hoofd wegkeren is moeilijk, mensen die naar ons toekomen en net doen of er niets aan de hand is voelt raar, mensen waarvan je verwacht dat ze een kaartje of een belletje doen en het laten, vallen ineens tegen, maar er dagelijks over vertellen is ook niet fijn. Op de receptie van El wilde ik het liefst onzichtbaar zijn en genieten van alles wat er gebeurde. Onzichtbaar met inmiddels twaalf kilo erbij en standaard een Northface petje op, waardoor ik lijk op een gabber is onmogelijk. Gewoon maar genieten dus en hopen dat El het middelpunt zou zijn. En dat was ze...........
Mijn collega's hadden een prachtafscheid voorbereid. El genoot, iedereen genoot, ik genoot. Af en toe liet ik een traan. Gewoon door het besef dat ik iedereen zo vreselijk miste en dat ik El zou gaan missen. El was het stralende middelpunt, niet wetende dat zij de volgende dag gebeld zou worden door de huisarts, niet wetende dat zij dezelfde onderzoeken zou ondergaan als ik, niet wetende dat ze afgelopen donderdag geopereerd is aan............ jawel.......... borstkanker. El en ik, collega's, oud-collega's en nu ook lotgenoten. Zet um op El!

De rest van de week probeerde ik fit te blijven. Dat schaatsen was me goed bevallen. Iedere dag probeerde ik me over de vermoeidheid heen te zetten en wisselde ik visites af met een activiteit. Iedere dag werd ik verwend. Er werd voor ons gekookt, brood gebakken, ik kreeg zelfs een heus kunstwerk. Iedere dag verwende ik mezelf door even te "sporten". Al was het maar een fietstocht van een half uur over de singels, al liep ik maar een paar bolwerken, ik wilde tussen alle visite door even met mezelf zijn. Het praten over de kanker, mijn gevoelens, de kuren en de toekomst wordt met de dag moeilijker.
Ik ging zwemmen, een paar keer zelfs. Op het gemakje twintig baantjes, waarvan stiekem een paar borstcrawl. Ik kon het nog. Zwemmen voelt heerlijk, voelt vrij. Ik ontspan en heb twintig baantjes lang een lach op mijn gezicht. De ouders op de tribune, de kinderen die naar me kijken, ik geef er niks meer om. Ik loop in mijn veel te kleine badpak naar een baan, zoek tegenwoordig de drukste uit en duik zelfverzekerd het water in. Ieder nadeel heeft zijn voordeel. Op de één of andere manier schrik ik af en heb ik in no-time een baan voor mij alleen en gek genoeg zie ik dat als een overwinning. Sterker nog, nu ik niet meer bezig ben met de tijden van mijn baantjes heb ik een nieuwe uitdaging gevonden in het zwembad. Zorgen dat ik zo snel mogelijk een baan voor mezelf heb. Beetje zielig kijken, beetje mijn mond laten hangen, beetje krauwen op mijn kale hoofd. Het is heel erg, maar ik heb pret voor tien als ik in dat water lig en ondertussen voel ik me zo vrij als een Vogel. Nog leuker wordt het als ik naar mijn Adidasbadpak kijk. De drie witte strepen staan door de extra kilo's zo wijd uit elkaar dat het net lijkt of er een nieuw merk op de markt is. Het kan me even niets schelen. Nog een paar weken en ik zeg de chemokuren vaarwel, nog een paar weken en ik zal er alles aan doen om de kilo's weer kwijt te raken. Nog een paar weken, maar tot die tijd geniet ik voor zover dat lukt. Zeker in het zwembad.

De weken na kuur vier gingen snel voorbij, te snel zelfs. Voor we het wisten zaten we weer in het ziekenhuis en werd mijn bloed geprikt. Dat prikken wordt steeds lastiger, tegen dat prikken zie ik steeds meer op. Niet de pijn, maar de associatie met de chemokuren en het ziek worden. Bloedprikken, het parkeerterrein van het ziekenhuis, die draaideur, alles wat je daar ziet, ik zie er steeds mee tegenop en wilde die vrijdag dan ook zo snel mogelijk weer weg. Samen met Iels zaten we weer in de wachtkamer bij Dokter Leon. Ik had maar één vraag voor hem: "Hoe kan het in godsnaam dat ik, je mag toch gerust stellen dat ik een redelijk sterk mens ben, groot, gespierd, oké dik, maar krachtig, zó ziek ben van de chemokuren die u voorschrijft. Hoe kan het dat andere mensen het minder zwaar lijken te hebben? Hoe kan het dat ik mezelf keer op keer moet verdedigen als ik tegen mensen zeg dat ik de FEC kuur krijg en daar ziek, misselijk en moe van ben? Hoe kan het Dokter Leon? Waarom zijn Iels en ik er als veertigjarigen zieker van dan oudere dames? Krijgen we meer? Hoe komt het Dokter Leon........?"
Normaal lachen we vaak wat af in z'n kamertje, raar maar waar. Dokter Leon begreep dat dit een serieuze vraag was en gaf dan ook serieus antwoord: "Daar zijn een aantal redenen voor te noemen. Op de eerste plaats is de wereld die kanker heet constant in beweging en wordt onderzoek na onderzoek gedaan. Die zorgen ervoor dat iedere keer opnieuw de chemo's anders gegeven worden. De dosis FEC is inmiddels verdubbeld ten opzichte van jaren geleden. Pas nog is de hoeveelheid opnieuw opgevoerd en wordt hij ook vaker toegediend. Allemaal om te voorkomen dat de ziekte terugkomt. Daarnaast Birdy ben je inderdaad "groot", dat tevens inhoudt dat je sowieso meer krijgt. Iemand die 60 of 70 jaar is, is vaak kleiner en krijgt daardoor ook minder dan jij. En als laatste moet je maar eens bij je zelf nagaan: Als iemand je nu vraagt hoe je je voelt, dan kan hij of zij alles te horen krijgen en vertel je alle bijverschijnselen, omdat die nu ontzettend belangrijk, pijnlijk, soms ondraaglijk zijn, maar als ik je over zeven jaar tegenkom en vraag wat je toen voelde zul je zien dat je zegt: Ach, dat viel eigenlijk best mee............
En dan nog wat Birdy, wat andere mensen zeggen of denken is nu niet zo belangrijk, probeer je daar vooral niet druk om te maken. Pas maar een beetje op jezelf, dat is in deze fase veel belangrijker dan je druk maken over de verdediging van je kanker". Een knipoog en een tot ziens. "Tot over drie weken, dan zitten jullie hier alweer voor de laatste".

In de wachtkamer wachtte Iels. Allebei waren we weer goedgekeurd voor de volgende. Ik voor kuur vijf en zij voor haar laatste. "Tot maandag Iels......... ".

Dat weekend vielen de eerste tranen. Mijn onderarm is pijnlijk, de aderen zijn opgezet, voelt vervelend. Bij iedere beweging word ik geconfronteerd met de chemo en raak ik verdrietig. Over het algemeen zet ik me daar prima overheen, maar het weekend voor kuur vijf was ik huilerig en zag ik er tegenop. Op maandagochtend masseerde Fysio Von mijn borst. Het maanlandschap wordt na iedere behandeling mooier. Ik vertelde over mijn tranen en al masserend legde ze heel begrijpend uit wat er allemaal aan de hand is met mijn lichaam. Natuurlijk voel je je moe, ben je verdrietig en kun je nog niet sporten. Niet alleen de eventuele kankercellen, maar ook al je gezonde cellen worden kapot gemaakt door die chemo. Iedere keer opnieuw. Fysio Von legde het zo rustig en goed uit dat ik opgelucht haar tafel verliet, helemaal klaar voor kuur vijf.

Het prikken lukte zelfs zuster Dennis niet en door de gangen van het ziekenhuis liepen we naar de recovery. Er lagen mensen bijkomend uit een operatie. Het leek ineens zo kort geleden dat ik daar zelf lag. Vier maanden alweer. Ik werd in mijn hand geprikt door een anesthesist die net iets te grappig was. Het moest nog maar beginnen en ik was al misselijk. Huilend liep ik terug naar Oost vier en zag ik hoe bij Iels voor de laatste keer het rode verraderlijke spul naar binnen ging.
Na precies twee uur werden we afgekoppeld. Iels zei: "Tot nooit weer" en ik zei: "Tot over drie weken".

Dat is nu precies een week geleden. Het was de allerergste week tot nu toe. Ik heb me steeds ellendig gevoeld, maar deze keer was het erger. Ik verdenk zuster Dennis van een extra zakje, het kan niet anders. Nog niet eerder was ik zo ziek. Nog niet eerder huilde ik zo vaak als afgelopen week. Nog niet eerder heb ik me zo lang zo misselijk gevoeld. Nog niet eerder smeekte ik Roof om de pillen die me zweverig zouden maken. Al gaf ze me er tien. Ik kon niet soezelig genoeg worden. De dagen waren verschrikkelijk, de nachten lang. Ieder uur zag ik, langzaam ging het steeds meer malen in mijn hoofd. Ik kon alleen nog maar denken aan water, ijs, rode zakken en prikken. Huilend maakte ik af en toe Roof wakker. Ik kon niet meer. Samen baden we en vroegen we Ons Lieve Heertje of het snel klaar mocht zijn.

Afgelopen zaterdag ging ik voor het eerst even naar buiten. Een wandeling naar de bibliotheek. Nog steeds zonder eten en drinken, maar ik wilde er dolgraag even uit. Op het plein in de bieb trad Popkoor X-stream op met Agnes en Eef in de voorhoede. Op een krukje luisterden we samen met Grote zus, nichtje Daf en heel veel andere mensen hoe ze The Circle of Life zongen. De Zeeuwse Bibliotheek swingde, maar ik liet opnieuw tranen. Ik zag mijn broer voor me tijdens de begrafenis van mijn vader. Bij het graf waar hij samen met mijn moeder ligt sprak mijn broer een dankwoord aan iedereen die daar op 17 januari 2007 stond. Hij legde uit waarom we tijdens de laatste groet aan mijn vader het nummer The Circle of Life lieten horen. De Bibliotheek swingde en wij lieten tranen. Logisch..........

Het is nu maandag 2 februari, een week na kuur 5 en nog steeds ben ik niet goed. Eten blijft een strijd. Mijn maag en mond zorgen ervoor dat ieder hapje pijn doet. Voor de lijn een prima ontwikkeling, maar voor het herstel van kuur vijf de minst leuke. Ik heb net even in de sneeuw gelopen, een half uurtje en ik ben kapot. Bij Iels hangt de vlag uit. Zij is nog lang niet klaar met alle behandelingen, maar de chemo's zitten erop.

Nog een paar weken en wij hangen ook de vlag uit, ik denk met een wimpel,
Birdy